Interview met Sahyun Coos van den Heuvel
Na afloop van The Battle of Utrecht, 4 oktober j.l., interviewde bestuurslid Boosabum Jair Stenhuijs A.E.T.F. vice-voorzitter Sahyun Coos van den Heuvel.
Volgende week vindt het EK plaats in Schotland, een toernooi dat onder toezicht van de A.E.T.F, de Europese tak van de wereldwijde I.T.F., wordt georganiseerd. De A.E.T.F. is een stuk minder zichtbaar voor de gemiddelde Taekwon-Doin. Eerder spraken we al met Sahyun James Tjin-A-Ton over zijn rol binnen de TUC (wedstrijd- en scheidsrechterscommissie op Europees niveau). Hoog tijd om met onze hoogstgeplaatste man in Europa het gesprek aan te gaan!
JS: Sahyun, voor degenen die u nog niet kennen: wie bent u, waar komt u vandaan, en waar gaat u heen in de Taekwon-Do wereld?
CH: Ik ben Coos van den Heuvel uit Deurne, begon in ‘75/’76 met Taekwon-Do bij Noud van den Hurk. In 1980 startte ik samen met inmiddels Sahyun Willy van de Mortel en Sabum Hans Joosten een school. In 1986 scheidden onze wegen en ging ik zelfstandig verder met mijn vrouw. Sahyun Willy sloeg zijn vleugels verder uit bij Hans Ruijs in Cuijk. Sabum Hans richtte Taekwon-Do Deurne op.
Zelf heb ik me altijd toegelegd op lesgeven. Totdat in 1990 de eerste internationale scheidsrechterscursus in Europa plaatsvond in Spanje. Na veel tijd en energie te hebben geïnvesteerd in het scheidsrechterswezen ben ik onder leiding van Grandmaster Wim Bos het internationale scheidsrechterscircuit ingerold. Nadat ik enkele jaren actief was als Chairman van de Europese scheidsrechterscommissie, ben ik negen jaar geleden door Grandmaster Bos voorgedragen als Chairman van de ITF Tournament Committee, wat ik heb geaccepteerd.
JS: Wat doet u over 10 jaar?
CH: Misschien ben ik dan helemaal niet meer actief in de internationale Taekwon-Do wereld, maar het voelt niet alsof ik moet stoppen. Ik denk dat ik nog van dienst kan zijn – als iemand die “de klappen van de zweep kent” – voor mensen die willen doorgroeien, zowel binnen Nederland als op internationaal gebied. Al is het maar om te voorkomen dat men dezelfde stomme fouten maakt als wij (herhaaldelijk) hebben gemaakt in het verleden. Laten we alsjeblieft van elkaar leren.
JS: Hoe komt het toch dat we blijkbaar steeds in dezelfde valkuilen trappen?
CH: Als we dat wisten… Misschien heeft het met leeftijd te maken? Vroeger waren we [binnen de ITF, red.] veel botter, directer. Nu beginnen we langzaamaan naar elkaar te leren luisteren, wat natuurlijk veel constructiever werkt.
Uit ervaring, ook binnen de TUC, kan ik vermelden dat ik in nogal een unieke positie zit: geen dubbele pet, maar de luxepositie om zuiver uit algemeen belang te kunnen denken. Natuurlijk krijg je belangenconflicten [nationale belangen vs. internationaal algemeen belang, red.]; wat zich op nationaal niveau afspeelt, speelt zich ook op internationaal niveau af. Het gaat vaak hard tegen hard. Maar aan het eind van de dag moet je wel door één deur kunnen.
Zo is mijn samenwerking met Sahyun Loboda binnen de AETF [voorzitter AETF, red.] uitgegroeid tot een hele constructieve, waar er goed wordt geluisterd naar elkaar.
Verder is de trend dat alles transparant is geworden, zoals de benoemingen van de committees, wat absoluut een goede stap vooruit is ten opzichte van de oude situatie.
JS: Er is een internationaal strategisch plan in de maak. Hoe staat het daarmee?
CH: Daar zijn ze inderdaad mee bezig, ze zijn gestart met de ICC’s [International Competition Course, red.], maar gelukkig weet ik niet alles! De ITF is denk ik nog wel zoekende als organisatie en kampt een beetje met de erfenis uit het autoritaire verleden, die verandering wat moeilijker maakt, maar er is al veel veranderd. De organisatie leert. Er is écht de intentie om samen vooruit te komen, in plaats van wat je “ellenbogenwerk” zou kunnen noemen.
Wat strategie betreft: in sessies van vier dagen komt de TUC jaarlijks bij elkaar om te bomen over de regels en wordt alles uitvoerig tegen het licht gehouden: wat zijn de voor- en nadelen? Komt dit het toernooiverloop ten goede? Levert het meerwaarde? Ook hier moet men waken dat er niet op basis van incidenten die in het verleden voor betreffend persoon/coach/land nadelig hebben uitgepakt, regels worden ingeschoven. Als je niet de kwaliteit van het toernooi als hoogste prioriteit hebt, is deze functie niet voor jou.
JS: U bent vice-voorzitter van de A.E.T.F., de Europese tak van de wereldwijde ITF. Kunt u uitleggen wat de rol is van deze bestuurslaag, tussen de wereldbond en de Europese nationale bonden?
CH: In principe sluit een land zich aan via de internationale ITF. Die moet de landelijke bond eerst goedkeuren, voordat ze bij de A.E.T.F. aangemeld kunnen worden. De wereldbond heeft namelijk vaak een beter beeld van wat er internationaal speelt.
Vroeger was het wel mogelijk om via allerlei achterdeurtjes erkenning te krijgen. Gunsten werden over en weer uitgedeeld. Via deze constructie is wordt dat geblokkeerd. Het leverde namelijk zeer “vluchtige” situaties op. Voor je het wist had een ander een betere deal en lag je eruit als nationale bond.
Dit is denk ik mede voedingsbodem geweest voor de gigantische versplintering binnen de ITF. Misschien dacht men destijds wel dat dit soort “verdeel en heers”-tactieken voordeel zou opleveren, maar wat mij betreft hebben we toen als ITF vooral veel kansen gemist.
JS: De A.E.T.F. is o.a. betrokken bij de organisatie van het aankomende EK. Hoe gaat zoiets in zijn werk en wat is uw rol als Vice-President?
CH: Eigenlijk beperkt mijn rol zich tot aanwezigheid in de Boardmeeting en bij het Congres, verder heb ik dit EK geen actieve rol meer. Een aantal jaar geleden ben ik gestopt met mijn operationele rol in Europa (wat mij overigens op wat kritiek heeft komen te staan).
Wel had ik aangeboden om de organisatie van de Europese toernooien op mij te nemen, maar dan wel met mijn eigen team. We voelen elkaar namelijk naadloos aan door jarenlange samenwerking en als we een zaal in lopen dan hoeven we elkaar alleen maar aan te kijken en weten precies hoe we het willen hebben – en wie wat gaat regelen. Helaas is dat niet doorgegaan.
Nu ga ik dus vooral genieten van het toernooi. Het blijft een kick geven om zo’n groot toernooi tot stand te zien komen, ondanks de obstakels die je tegenkomt en ondanks alle ups & downs die er altijd zijn. Dat geeft een enorme voldoening. Nederlanders zijn zo nuchter, die zien dit soort zaken als vanzelfsprekend. In het buitenland is de beleving veel intenser.
JS: U bent binnen ITF Nederland lid van het Master Council. Wat is de rol van deze commissie en hoe ziet u die graag ontwikkelen, aangezien het aantal Nederlandse Masters relatief aardig aan het groeien is? En in navolging hiervan: gezien de ervaring en kennis die al die hoog gegradueerden onderling hebben, welke kansen zou u ITF Nederland adviseren te benutten?
CH: De rol van deze commissie? Om ons de mond te snoeren misschien? Hahaha! Heel actief is deze commissie nu niet, maar het bestuur kan bij ons terecht voor raad en vragen, om fouten uit het verleden niet te herhalen. Je ziet in de Algemene Ledenvergadering namelijk om de zoveel tijd exact dezelfde kwesties voorbijkomen. Waarom zou je je hoofd opnieuw stoten? Hoe deze commissie verder ingevuld zou moeten worden zou ik ook niet direct kunnen zeggen hoor.
JS: Stof tot nadenken dus! Wellicht ook een rol als ethische commissie? In het buitenland hebben goed georganiseerde bonden – en onze bond op wereldniveau – een dergelijke commissie. Is dat iets om onder het Master Council te scharen?
CH: Kijk, het is moeilijk om onsympathieke maatregelen te nemen. Men kent elkaar vaak jaren, zo niet decennia. Het is ook een club van mensen, van vrienden. Als je zoiets kunt realiseren met als doel het algemene belang, waarmee op een open en eerlijke manier elk geval an sich wordt beoordeeld, zoals dat ook zou moeten gaan op toernooien, zonder aanziens des persoons waarbij iedereen gelijk wordt beoordeeld – dan heeft zoiets meerwaarde.
JS: Tenslotte: wat zou u aan de nationale selectie kwijt willen?
CH: Als ik ze nu nog iets zou moeten vertellen waar ze wat aan hebben dan zijn we wat aan de late kant, niet?? Maar op een serieuze noot, ik zou graag willen filosoferen met ze over het hele selectiegebeuren. Zoals ik elke keer benadruk: elke maatregel moet meerwaarde opleveren. Zeker geen belemmering in de groei en ontwikkeling van de kandidaten. Traditioneel zijn er altijd problemen vanuit de selectie.
JS: Over welke “belemmerende” maatregelen heeft u het specifiek?
CH: Bijvoorbeeld dat er onbezette categorieën overblijven, terwijl er misschien wel kandidaten voor waren, maar dat die niet meekunnen omdat ze een training hebben gemist. Je kunt je afvragen of dat nou zo doorslaggevende factor moet zijn. Ook wordt er ontzettend veel van de selectieleden verwacht en geëist. Staat dat wel in verhouding met wat ze ervoor terugkrijgen? Het zou mooi zijn als een Wereldkampioen bijvoorbeeld een leuke vergoeding krijgt, zoals 50% van de reiskosten vergoed, de het eerstvolgende internationale toernooi. Zo voelen mensen zich echt gewaardeerd. Ik noem maar een voorbeeld, maar het zit in dat soort kleine dingen.
Ik zeg niet dat het makkelijk is om tot een eerlijke en objectieve selectiemethode te komen die het gewenste doel bereikt. Het blijft een uitdaging om alle belangen te optimaliseren ten opzichte van “harde” prestatienormen.
In ieder geval wens ik iedereen veel succes en Nederland kennende zullen we wel weer een paar mooie medailles in de wacht slepen!